2.1 Het belang van economische groei
- LudoPoelaert
- 4 dec 2014
- 7 minuten om te lezen
Koopkrachtpariteit.
In het Engels wordt dit Purchasing Power Parity genoemd. Manier om de koopkracht van huishoudens in landen te vergelijken, waarbij gecorrigeerd wordt voor prijsverschillen.
PPPs vergelijken de koopkracht van geldeenheden tussen verschillende landen. Een koopkrachtpariteit tussen 2 landen geeft aan hoeveel je van de valuta van het ene land moet uitgeven om hetzelfde te kunnen voor 1 eenheid van de valuta in het andere land.
Bijvoorbeeld: PPP Land X <-> België = 103: Voor iedere euro in België moet je 103 uitgeven om hetzelfde in Land X te kunnen kopen. PPPs kunnen ook tussen landen met dezelfde eenheid worden berekend, in dit geval geven ze gewoon prijsverschillen weer. Stel: PPP Frankrijk <-> België = 1,05 -> Frankrijk is gemiddeld 5% duurder dan België.
Een voorbeeld van het gebruik van PPP-dollars is de tabel van bruto binnenlands product (BBP) van alle landen in de wereld. Om de koopkracht van elk land met andere landen te kunnen vergelijken, wordt in onderstaande lijst gebruik gemaakt van PPP dollars. De lijst is afkomstig van het IMF jaar 2013.

In de jaren 1500 wordt het wereld bruto product geschat op zo’n 250 miljard dollar.
In 2007 bedraagt datzelfde bruto wereld product 48.000 miljard dollar. Beide bedragen zijn schattingen.
Het bruto binnenlands product van een land wordt gezien als een maatstaf voor de welvaart in een land. Uit bovenstaande tabel leren we dat België een bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking heeft dat gelijk is aan 40.760 PPP dollars. Burundi heeft een BBP per capita gelijk aan 877 PPP dollars. De gemiddelde Belg is in 2013 dus ongeveer 46 keer rijker dan de gemiddelde Burundees.
Een uiterst interessante website inzake statistische gegeven over de hele wereld is de GAPMINDER.org site. Hans Rosling heeft op sublieme wijze de wereld in kaart gebracht. Een voorsmaakje: http://www.gapminder.org/videos/200-years-that-changed-the-world-bbc/
De Gapminder organisatie heeft talloze andere mythes doorbroken door op een correcte en intelligente manier naar data te kijken. Wie naar de wereld wil kijken met correcte data gebruikt volgende link.
In zijn befaamde video “The world might not be as bad as you might believe” durft de heer Rosling gevoelige feiten in vraag te stellen. Ook arme landen die nog veel moeten groeien hebben recht op gebruik van ressources zoals wij hiervan hebben geprofiteerd. Nu die ressources op geraken zou een beperking van hun gebruik vooral de arme landen tegenhouden om te groeien. Bekijk volgende video: an eyeopener.
Het ene land is rijker dan het andere. Tussen de landen bestaat er dus een grote ongelijkheid.
Binnen een maatschappij is er ook ongelijkheid waar te nemen tussen de mensen. Met ongelijkheid bedoelen we hier materiële en “geldelijke” ongelijkheid. Het Nationaal Inkomen in een land wordt niet gelijk verdeeld.
In het Engels spreekt men van “inequality”. Het is deze ongelijkheid die maatschappijen ontwricht en blijkbaar is ze de oorzaak van een pak problemen.
Prof. dr. Richard Wilkinson van de Universiteit van Nottingham maakte hierover een erg aanschouwelijke video.
Op ongelijkheid tussen de landen en ongelijkheid binnen een land, kom ik in een volgend blog artikel uitvoerig op terug.
Landen verschillen sterk van elkaar. Of we nu het Nationaal Inkomen meten van een land, of meten hoe gezond mensen in de landen van de wereld zijn, we stellen vast dat de verschillen in levenstandaard tussen rijke en arme landen enorm zijn.
Ik zoek antwoorden op de vraag ‘waarom zijn wij zo rijk en zij zo arm ?’
Het was de econoom en geschiedkundige David S. Landes die de woorden ‘Why Are We So Rich and They So Poor’ uitsprak in 1989. Zij vatten perfect samen wat in mijn geest één van de belangrijkste filosofische vragen is die een mens zich kan stellen.
De Verenigde Staten van Amerika kenden een vertienvoudiging van het Nationaal Inkomen over de voorbije honderd jaar. We stellen vast dat inkomens in de Verenigde Staten en West-Europa minstens 30 maal hoger zijn dan deze van de landen van de Sub-Sahara. In de ontwikkelingslanden heeft zo’n 900 miljoen mensen niet genoeg eten. Eén miljard mensen ontberen de toegang tot veilig drinkwater.
Elke dag sterven 1.000 kinderen aan ziektes die hun oorsprong vinden in bevuild water. Je kan gerust stellen dat de ‘divide’ tussen geïndustrialiseerde landen en ontwikkelingslanden heel erg groot is. In de ‘rijke’ landen hebben sommige mensen ziektes veroorzaakt door téveel te eten, dit in schrille tegenstelling met de arme landen, waar elke dag mensen sterven van de honger.
De Verenigde Naties berekenen voor elk land een zogenaamde Human Development Index, of menselijke ontwikkelings index. In een volgend artikel kom ik hierop terug. In landen met een hoge menselijke ontwikkelings index bedraagt de levensverwachting bij geboorte voor ongeveer 1,3 miljard mensen ongeveer 78 jaar. Voor 500 miljoen mensen uit landen met een lage menselijke index, is de levensverwachting bij de geboorte slechts 46 jaar. Later kom ik terug op deze tegenstelling.
Een vijfde van de wereld leeft in een ‘rijk’ land : anderhalf miljard mensen genereren zo’n 58 % van het wereldinkomen. 600 miljoen mensen proberen te overleven met een inkomen van minder dan 1 dollar per dag. Drie miljard mensen leven met een inkomen van minder dan 2 dollars per dag.
Een Belg verdient gemiddeld ! per dag om en bij de 100 dollar.
Er zijn dus enorme verschillen tussen landen.
Sommige landen evolueerden van relatief arm naar soms erg rijk, bijvoorbeeld Zuid-Korea. De levensverwachting bij geboorte in Japan in 1880 was 35 jaar. In 2000 was deze toegenomen tot 82 jaar.
Een arbeider in de Verenigde Staten van Amerika werkte in 1958 zo’n 300 uren om zich een ‘primitieve’ koelkast te kunnen aanschaffen. In 2000 kon een Amerikaanse arbeider een moderne ijskast kopen door slechts 60 uren te werken.
De werkweek in geïndustrialiseerde landen verkortte van 60 uur per week in 1870 tot 38 uur in 2000. Vandaag kan elke doorsnee arbeider in een geïndustrialiseerd land tientallen jaren genieten van een welverdiend pensioen.
Landen die vandaag relatief arm zijn, hebben een levensstandaard die talloze keren beter is dan de levensstandaard van de wereld in zijn geheel zo’n honderd jaar geleden. Vandaag heeft Brazilië ‘gemiddeld’ een levensstandaard vele malen hoger dan deze van de adel in het Verenigd Koninkrijk in het begin van de 20ste eeuw. Het is goed vast te stellen dat het aantal mensen, dat moet leven met minder dan 1 dollar per dag, tussen 1981 en 2002 gehalveerd is. In China alleen al verminderde het aantal mensen, dat het moet stellen met 1 dollar per dag, met 200 miljoen over dezelfde periode.
De voorbije 50 jaar kenden de meeste landen van de wereld een niet geziene groei in de levensstandaard. In de rijke landen is deze groei al een eeuw bezig. We stellen ons de vraag welke de oorzaken zijn van deze groei.
Als we de groei vergelijken tussen landen, dan is er opnieuw grote variabiliteit. Zo zien we dat Groot-Brittannië en Frankrijk een vergelijkbare groei hebben gekend gedurende de voorbije 100 jaar. Argentinië – dat in het begin van de 20ste eeuw één van de rijkste landen ter wereld was – is nu helemaal achterop geraakt. Japan was tot na de tweede wereldoorlog vele malen ‘armer’ dan de Verenigde Staten van Amerika, maar kende een sterke groei vanaf de tweede wereldoorlog (1940). Landen zoals Zuid-Korea maakten de transitie van arm naar industriële mogendheid in een tijdspan van 1 generatie. Andere landen bleven ‘immuun’ voor ‘groei’ en bleven wanhopig arm. Sommige landen verarmden zelfs : in 1998 was de gemiddelde consumptie van een Afrikaans huisgezin 20% lager dan de gemiddelde consumptie 25 jaar ervoor !
Vele vragen bieden zich aan : zullen de geïndustrialiseerde landen steeds rijker worden? Zullen de arme landen steeds armer worden ? Of zullen ze het pak der rijken vervoegen? Zullen nieuwe technologieën het mogelijk maken dat de groei versnelt ? En voor wie ?
In de komende artikels over dit onderwerp zal voortdurend gesproken worden over het Nationaal Inkomen per hoofd (GDP per capita). Het Nationaal Inkomen is de waarde van alle goederen en diensten geproduceerd in een land in één jaar. Deze waarde is uiteraard gelijk aan het totale inkomen in dat land in dat zelfde jaar : inkomen in de vorm van lonen, rente op kapitaalgoederen, interest op kapitaal en winsten van de ondernemingen van dat land.
De economist Jan Pen beeldde de inkomensverschillen tussen landen op een erg aanzichtelijke manier uit : hij bedacht een ‘parade’ van mensen die voorbij marcheerden. De grootte van elke persoon is evenredig met het gemiddeld inkomen ( =per hoofd) van zijn land. Jij als waarnemer kijkt naar de parade en alle mensen van de wereld passeren de revue. De parade duurt exact 1 uur. De mensen marcheren in een zelfde snelheid voorbij en de orde waarop ze mekaar volgen, wordt bepaald door het gemiddeld inkomen van het land waartoe ze behoren. De kleinste begint, de grootste eindigt de parade.
Na 15 minuten is dus een vierde van de wereldbevolking gepasseerd.
Hoe ziet de parade eruit denk je ?
Voor het grootste deel van het uur, zie je een ‘parade’ van dwergen.

De eerste zes minuten zie je mensen van landen van de Sub-Sahara passeren. Hun hoogte bedraagt 29 centimeter. Op de 11de minuut passeert India met een hoogte van 73 centimeter en de Indiërs paraderen gedurende 11 minuten. Na een half uur verschijnen de Chinezen en die zijn 1m20 groot. Zij nemen 13 minuten van de parade in beslag. Na 45 minuten passeren de Venezolanen en die zijn 1m64 groot.
Gedurende de laatste 15 minuten van de parade neemt de grootte van de deelnemers aanzienlijk toe. Littauwers zijn al 2m73 en passeren op de 48ste minuut en de Japanners paraderen voorbij op de 53ste minuut : zij zijn al 5m32 groot !
De laatste 3 minuten van de 1 uur durende parade zien we mensen van de Verenigde Staten van Amerika (7m76 groot), mensen van de Verenigde Arabische Emiraten (8m) en als laatste komen de Luxemburgers met een grootte van 11m. De parade van deze twee landen neemt slechts 1 seconde in.
Volgende grafiek komt van Heston, Summers en Aten (2006). De parade wordt nu iets wetenschappelijker voorgesteld. De opstaande as is het Nationaal Inkomen per hoofd. Op de horizontale as wordt het percentage van de wereldbevolking uitgezet dat voorbij ‘paradeert’. Men ziet dat het gemiddeld wereldinkomen ongeveer 8.000$ bedraagt. Dit correspondeert met een grootte van 1m80. De grafiek toont mooi aan hoe oneven het inkomen in de wereld is verdeeld. 20% van de wereldbevolking leeft in de rijkere landen en zij ontvangen 58% van het wereldinkomen !
Omdat de rijke landen zoveel rijker zijn dan de arme, zie je op bovenstaande grafiek weinig onderscheid tussen de arme landen. Vanuit Luxemburg bekeken, is er weinig verschil tussen de armere landen zoals Benin, Marokko en Burundi. Toch is er een groot verschil tussen de arme landen. Marokko is met een Nationaal Inkomen van 4.100$ per hoofd driemaal rijker dan Benin. Marokko is gemiddeld zo’n 10 maal ‘rijker’ dan Burundi.
(Om de Nationale Inkomens van landen met elkaar te kunnen vergelijken hanteert men het begrip koopkrachtpariteit. Zie bovenaan).
Een kort intermezzo over economische groei. Deze blog zal iets meer wiskunde bevatten, maar blijft steeds leesbaar.
Verdubbelingstijd
Mijn bankrekening geeft een rentevoet van 2% per jaar. Ik heb nu €12.000 op die rekening staan. Na hoeveel jaar heb ik €24.000? Volgens de formule van de verdubbelingstijd is dat na 35 jaar. Namelijk 70/groeipercentage, hier de rentevoet van 2(%).
Een link die NIET mag ontbreken op een blogartikel omtrent economische groei is de link naar één van de meest spraakmakende boeken van de laatste jaren: Poor economics, van de hand van Abhijit Banerjee en Esther Dufloo. Deze 2 ontwikkelingseconomen belichten de ontwikkeling van landen op een alternatieve en intelligente manier.
Commentaires